Economie anders bekeken … en verstaanbaar voor iedereen

   Hoe anders?

  

Het economische realiteit systeem (ERS) stelt zich voor als een introductie tot economisch inzicht dat de materie anders benadert dan gebruikelijk is; het is bijgevolg belangrijk te weten waarin dat andere karakter bestaat. De traditionele invalshoek om economie in te leiden bestaat erin te vertrekken van de behoeften die mensen hebben om voor de invulling daarvan dan direct door te schakelen naar vraag en aanbod en zo bij de (vrije) markt uit te komen. Op dat punt aangekomen is impliciet de rol en ‘onmisbaarheid’ van het geld al aan bod gekomen want de markt werkt via prijzen en die worden uitgedrukt in geld. De schaarste van welk goed dan ook – vervangbaar of niet – is niet iets om zich zorgen over te maken maar een prima omstandigheid om de prijs op te drijven, en het afval is alleen maar een probleem indien er een niet te ontkomen prijs aan vast hangt als de kosten niet kunnen worden afgewenteld op de samenleving.

 

Er zijn behoorlijk wat behoeften – in de sociale (warm eten thuis, een luisterend oor) en de publieke sfeer (goede openbare infrastructuur) – die niet via geld en/of marktwerking hun invulling krijgen maar niettemin voor het welbevinden van elk individu essentieel en/of belangrijk zijn en die via de invalshoek van de markt in eerste instantie erg buiten beeld blijven ondanks het feit dat ze een wezenlijk deel van de realiteit uitmaken.

 

Onvermijdelijk komen bij het kijken door die ‘markt’-bril naar het maatschappelijke bestel telkens weer activiteiten en stromen in beeld waarbij men met de uitleg van de marktwerking (helemaal) niet goed wegkomt. Dat heeft de voorbije decennia aanleiding gegeven tot een aantal accentvarianten van de klassieke economie zodat we vertrouwd zijn geraakt met uitdrukkingen zoals: sociale, groene of ecologische, duurzame, solidaire, en zelfs niet-autistische economie. Elk van die voorvoegingen aan het woord economie wijst op het gebrekkig functioneren op de lange termijn van wat men gangbaar onder economie verstaat of op de eng individualistische visie die ze verwoordt.

 

     Terug naar de oorspronkelijke betekenis van de term ‘economie’

 

Indien we het woord economie terug zijn oorspronkelijke betekenis laten krijgen hebben we echter al die voorvoegsels niet nodig want het van oorsprong Griekse woord is samengesteld uit oikos (= huis) en nemein (= wet of regel) of nomos (= bestuur, inrichting). ‘Inrichting van de huishouding’ of ‘huishoudkunde’ is dus de meest getrouwe vertaling van het woord economie en het ligt voor de hand dat binnen een huishouden sociale, groene, duurzame en solidaire aspecten worden meegenomen bij de inrichting ervan. De term economie heeft in de loop van de tijd een nauwere begripsinhoud gekregen en slaat courant nog slechts op de transacties met geldruil zodat de term niet meer het geheel van de stromen van goederen en diensten bestrijkt die het welbevinden van een individu uitmaken, terwijl dat toch de maatstaf is voor de kwalificatie die het individu aan zijn welbevinden geeft.

 

   Twee karakteristieken voor een goed model

   

Om een goed model op te stellen waarvan de huishoudingen gebruik kunnen maken om tot een goede en regelmatige orde en juiste verdeling over te gaan bij hun inrichting moet er voor worden gezorgd dat alle (!) stromen van goederen en diensten erbij worden betrokken. Het economische realiteit systeem krijgt zijn ‘andere’ karakter onder meer door uit te gaan van een volledige inventarisering van alle stromen die in het maatschappelijke bestel voorkomen. Dus ook de loutere geldstromen en de (niet aan ruil onderhevige) ecologische stromen.

Het ‘andere’ karakter wordt nog door een tweede aspect bepaald. Door de economie te bekijken als een alomtegenwoordig gebeuren van vraag en aanbod komt men in de klassieke economie uiteraard tot de opsplitsing van de op de markt aanwezige spelers in producenten versus consumenten, en een aantal daaraan verwante tweedelingen zoals bedrijven – gezinnen, werkgevers – werknemers, enz.. Die niet helemaal overlappende tweedelingen leiden tot onduidelijkheden en doen het maatschappelijke bestel behoorlijk ingewikkeld overkomen. Zo staat de term bedrijven gelijk aan economische entiteiten terwijl men het onder de noemer werkgevers zowel over bedrijven als over personen kan hebben, en met producenten bedoelt men doorgaans privé bedrijven terwijl ook overheidsinstellingen heel wat (vooral dan diensten) produceren.

 

Het belangrijkste nadeel van de opsplitsing in die groepen is echter dat met elke groep een specifieke functie verbonden wordt, en er dan geredeneerd wordt alsof de leden van een groep alleen maar denken en ageren in termen van de (hoofd)functie die ze vervullen: producenten die alleen maar denken in aantallen die ze zouden willen produceren zonder met leveranciers en/of investeringen rekening te houden, of consumenten die louter op prijzen reageren zonder met hun beschikbaar inkomen of gezondheids- of ethische aspecten rekening te houden.

 

   Drie essentiële functies voor elke entiteit

   

In plaats van met een unieke functie geassocieerd te kunnen worden is het zo dat elk individu en/of economische entiteit verschillende rollen / functies tegelijk vervult, en bijgevolg wordt het optreden en ageren binnen het maatschappelijke bestel bepaald door een afweging van aspecten die aan die functies verbonden zijn. De drie functies waar het om gaat zijn: produceren, consumeren, en investeren / beleggen. De meest ‘opvallende’ van die drie rollen of een specifieke combinatie ervan doet ons in het courante spraakgebruik een economische entiteit net een producent, een verbruiker, een holding, een bank, of een overheidsinstelling noemen. Het economische realiteit systeem komt met een (eenheids)model dat geldt voor de structuur en werking van alle economische entiteiten en waarbinnen de drie hoger genoemde functies geïntegreerd aanwezig zijn. Dat eenheidsmodel verhindert echter niet om de gebruikelijke en voor de hand liggende groepen van actoren in het maatschappelijke bestel te blijven gebruiken, met name: gezinnen, bedrijven, social/non-profit, financiële sector en overheid.  

 

   Het resultaat van die andere benadering

   

In het economische realiteit systeem (ERS) wordt de ‘markt’-bril vervangen door een breedhoek ‘stromen’-bril. Door alle stromen te inventariseren ontstaat een beeld waarin de sociale, de economische, de politieke, en de ecologische sfeer samen vervat zitten.

 

Het inventariserende karakter houdt in dat er niet a priori een werkingsprincipe wordt naar voren geschoven; marktwerking wordt daardoor niet uitgesloten terwijl de aandacht kan worden verlegd naar het functioneren van het maatschappelijke systeem in functie van het zo gelijkmatig mogelijke welbevinden van alle individuen.

 

Het inventariseren van alle stromen in het maatschappelijke bestel en het analyseren van hoe alle economische entiteiten de drie essentiële functies delen, maar daarin door verbijzondering en de gelegde accenten van elkaar verschillen, resulteert in het universele ondernemingsmodel (UOM).

 

De gangbare indruk en opvatting van een complexe samenleving wordt dank zij het UOM vervangen door een transparant en volledig overzicht en een helder inzicht.